Auteur Bernard Nelleke
De oorsprong van onze westerse muziek moeten we zoeken in het Midden-Oosten. En wel meer speciaal in het huidige Israël. In Jeruzalem stond de tempel die door Salomo was gebouwd. Daarbij behoorde uiteraard ook tempelmuziek. Die kende vier verschillende uitvoeringsmogelijkheden:
- solozang;
- koorzang;
- responsoriaal gezang, dat wil zeggen afwisseling tussen koor en solist;
- antifonale zang, dat wil zeggen wissel- en samenzang van twee koren of koorhelften.
In 586 v Chr. verwoestten de Babyloniërs onder koning Nebukadnezar II (dezelfde als Nabucco ofwel Nabucodonosor uit de gelijknamige opera van Verdi) de tempel en werden de joden weggevoerd en in ballingschap gehouden, de zogenaamde Babylonische ballingschap. Ze mochten wel hun geloof blijven belijden. Maar omdat de tempel, altijd de centrale plaats van offerdienst, samenkomst en eredienst, er niet meer was, konden de joden hun offerdiensten niet uitoefenen.
De overige rituelen, zoals besnijdenis, huwelijk, eredienst en dergelijke, werden aanvankelijk in samenkomsten aan huis beoefend. Later richtte men speciaal hiervoor gebouwen op, waarin men bijeen kwam. Dit waren de eerste synagogen. De offers van eertijds werden nu vervangen door gebeden.
In 539 v Chr. werd het de joden toegestaan terug te keren naar Judea. De tempel werd herbouwd, maar in het jaar 70 na Chr. onder de Romeinse keizer Titus definitief verwoest. Slechts een muur bleef overeind. Dit is nu de klaagmuur.
Omdat echter veel joden niet terugkeerden naar het oude land, maar zich elders hadden gevestigd, bleef het instituut synagoge gehandhaafd. De joodse muziek, die bij de eredienst werd uitgevoerd, zal ongetwijfeld Griekse invloeden hebben ondergaan.
Tijdens de ballingschap was de groots opgezette tempeldienst in de vergetelheid geraakt en er was een veel eenvoudiger synagogale zang voor in de plaats gekomen. Deze bestond uit een half zingend, half sprekend voorlezen van gedeelten uit de Thora. Het grootste gedeelte van de tekst werd op één toon gezongen, alleen aan het begin en het einde en bij komma's en punten paste de voorzanger wat meer melodische versieringen toe. Men noemt dit recitatie.
In de eerste helft van de vorige eeuw ontdekte de musicoloog Abraham Idelssohn dat een aantal melodieën, die wij nu kennen als gregoriaanse melodieën, voorkomen in de liturgie van de Oosterse joden, die na de Babylonische ballingschap het contact met hun vaderland Palestina hadden verloren. Door hun leven in een heidense (later islamitische) omgeving, namelijk Jemen, waren ze nooit in aanraking gekomen met christelijke gemeenschappen. Deze op ons gregoriaans lijkende melodieën moeten dus in Israël al bestaan hebben vóór de verwoesting van de tempel.
De joodse synagogale muziek nu heeft grote invloed gehad op de vroeg-christelijke en later ook rooms-katholieke cultus. De eerste christenen vormden in feite een afscheiding van de joodse religie. Omdat zij dus van huis uit joden waren, ligt het voor de hand dat zij in hun liturgie de synagogale zangen zongen.
De apostel Paulus predikt het evangelie in Klein-Azië, in Griekenland en in Rome en overal sticht hij christelijke gemeenschappen of kerken. Onder meer in Antiochië in Syrië, in Corinthe in Griekenland, in Rome. Ja, in vrijwel geheel Europa vormen zich christelijke gemeenschappen. Het was dus een internationale godsdienst geworden, die vanaf het begin buiten alle staatsverband stond. Maar het gevaar was groot dat daarbij allerlei lokale gebruiken hun intrede doen. Wat overigens op een aantalplaatsen al gebeurd was.
Op het concilie van Vaison in de 529 na Chr. probeerde de Romeinse clerus haar gebruiken en riten op te leggen aan alle katholieke kerken in de hele westerse wereld. We moeten dit zien in het licht van de politiek van de Romeinse bisschoppen om de macht aan zich te trekken en daarbij is eenheid in liturgie een belangrijk middel. Men stelde toen ook dat de taal van de kerk, waar dan ook, het Latijn is. Ook in de gezangen.
Het gregoriaans wordt uitsluitend door mannen gezongen. In 578 en herhaald in 650 tijdens het concilie van Châlon, werd de zang van vrouwen in de liturgie verboden. Men beriep zich daarbij op de apostel Paulus, die in zijn eerste brief aan de Corinthiërs in vers 34 zegt (ik gebruik hier de nieuwe vertaling): “Zoals in alle gemeenten der heiligen moeten de vrouwen in de gemeenten zwijgen; want het is haar niet vergund te spreken, maar zij moeten ondergeschikt blijven, zoals ook de wet zegt”.
Om van verzekerd te zijn van de beoogde resultaten, heeft men in Rome een zangschool, een schola cantorum, gesticht. Een opleidingsinstituut voor zangers die tot taak hadden bij de kerstening van West-Europa en de verbreiding van de liturgie de nieuwe gelovigen de hun vreemde gezangen in te prenten. Overigens niet altijd met succes, want één hunner schrijft aan de paus: “Deze barbaren met hun bierstemmen zullen het nooit leren”.
Die scholing gebeurde via orale overlevering. De meester zong voor en de leerling zong na en probeerde wat hij zong te onthouden.
Maar het is moeilijk riten gelijk van vorm en inhoud te maken, als er geen mogelijkheid bestaat de liturgische gezangen vast te leggen. En het besluit om de gehele liturgie in het Latijn te zingen had ook consequenties ten aanzien van de woordaccenten, die vaak op geheel andere plaatsen vielen dan in de volkstalen. Vandaar dat men ijverig zocht naar een middel om dit alles te kunnen realiseren.. We moeten dan wel bedenken dat het hier dan gaat om de liturgische teksten die te boek werden gesteld. Voor de melodieën van deze zangen kon dit niet. Dat zal eerst later gebeuren.
En misschien bestond er al wel ten tijde van paus Gregorius de Grote (ca 540 – 604) een gebrekkig notatiesysteem, maar daarvan zijn in elke geval zijn geen bronnen uit die tijd bekend. Desondanks is zijn naam wel voor altijd verbonden met deze zangen. De benaming ‘Gregoriaans’ voor deze zang is van Engelse oorsprong en stamt uit het jaar 850. Namen van componisten van gregoriaans zijn niet bekend. En zo er al enige namen worden genoemd, zoals Venance de Fortunat (gest. 606) of Odo van Cluny (878 - 942), is hun auteurschap hoogst twijfelachtig. Zij waren abt van kloosters, waar waarschijnlijk monniken de melodieën hebben bedacht.
De eerste bronnen van muziek en duiding ervan dateren van de achtste eeuw. Om de melodie vast te leggen gebruikten de monniken tekentjes die bij benadering de richting en de toonhoogte aangaven. Neumen noemt men die tekens. Zij lijken een beetje op op haakjes. Men schreef ze boven de tekst. (Overigens sommige van deze neumen worden nog altijd gebruikt in het Frans voor de ‘accent grave’ en de ‘accent aigu’ al hebben die hun originele melodische betekenis verloren).
De neumen stelden dus niet de absolute hoogte van de tonen vast, maar ze dienden meer tot geheugensteuntjes. Het was allemaal van “zo ongeveer moet de melodie lopen”. Zij geven eerder de handgebaren van de koorleider weer.
Wel moet hierbij worden aangetekend dat de gebezigde notatie van streek tot streek grote verschillen kan vertonen.
Een hele stap vooruit in de notatie kwam toen men een lijn ging noteren, die een gegeven toon voorstelt. Het begon met één enkele rode lijn die de toon ‘f’ aangaf. Niet lang daarna kwam er een gele tweede lijn, die de ‘c’ aangaf. Dit breidde men uiteindelijk uit tot een balk van vier lijnen. Nog altijd wordt het gregoriaans genoteerd op een vierlijnige balk.
Uiteindelijk werden de kleuren van de lijnen achterwege gelaten. Een letter vóór de betreffende lijn gaf nu de toonhoogte ervan aan. Uit deze letters zijn via de weg van stilering onze huidige muzieksleutels ontstaan.
Heel belangrijke veranderingen en vooral verbeteringen in dit alles zijn van de hand van de Italiaanse monnik Guido van Arezzo. Hij voorzag de neumen van ‘kopjes’ waardoor de tekens duidelijker werden en een veel nauwkeuriger de toonhoogte aangaven. Men noemt dit de kwadraatnotatie.
Een voorbeeld vindt u hieronder.
Hier ziet u de ontwikkeling van neumen, via kwadraatnotatie naar het moderne schrift.
Maar Guido van Arezzo heeft meer belangrijke dingen gedaan op muziekgebied. Hij wordt dan ook gezien als een van de belangrijkste grondleggers van de muzieknotatie.
Wordt vervolgd