Een klassiek rondje.
Gedurende de jaren dat ik hoofdredacteur was (1998-2015) van Neerlands oudste Hifi-magazine kun je als lezer weten dat muziek mijn grote drijfveer is om me met audio en video bezig te houden. Vanaf mijn eerste schreden op het AV-pad heb ik HiFi gezien als middel om tot muziek te komen en niet als doel op zich.
De beginjaren, mijn eerste HiFi-set kocht ik van zuur verdiende centjes, ‘had’ ik natuurlijk best wat met al die mooie apparaten. Ik wilde als begin twintiger toch oh zo graag dat Sony cassettedeck – de TC136SD – om meer muziek op te kunnen nemen en dus later te kunnen beluisteren. (Uiteindelijk kwam het er toch, zij het als een tweedehands.) Veelal gebeurde dat met het opnemen van elpees die in de bibliotheek aan de Vismarkt te Groningen te leen waren en waardoor mijn kennismaking met muziek in een stroomversnelling terecht kwam. Maar ook toen besefte ik al dat dit niet alleen zaligmakend was; ik ging ook regelmatig naar de concertzaal – zelfs toen nog in de Harmonie en later de Oosterpoort – om naar het Noordelijk Filharmonisch Orkest te luisteren, of naar de Stadsschouwburg om een opera te zien en horen.
In die jaren is ook het stigmatiseringproces – ja zo zwaar noem ik het hier, maar ik heb er geen trauma aan overgehouden hoor – dat ik alleen maar naar klassiek zou luisteren. Niets is minder waar. Ik nam ook kennis van de pop-muziek (uiteindelijk ben ik ook een puber geweest) van de eind zestiger tot midden in de zeventiger jaren, maar verloor toch een beetje de aansluiting met de jaren erna en ‘waag’ me in eenzame afzondering thuis aan jazz. Dit laatste om mijn huisgenoten niet al te zeer te plagen.
Bovenstaand gememoreerd concertbezoek heeft zich, vooral in de jaren dat ik bij een importfirma van audioapparatuur werkte, frequenter en intensiever ontwikkeld. Hoewel ik vanuit Groningen ook gerust in mijn oude kevertje naar de Van Baerlestraat in Amsterdam toog om diverse symfonieën van Gustav Mahler, toen onder Bernard Haitik in de befaamde Kerstmatinees, te aanhoren, was vanuit mijn nieuwe werkadres de grote zaal van De Doelen in Rotterdam een stuk dichterbij. Ik heb daar gedurende vijfentwintig jaar een archiveerpraktijk van live-opnames bij gehouden, waardoor ik vele honderden muziekstukken heb kunnen beluisteren. Doel van dit alles? Proberen deze mooiste kunstvorm te waarderen en misschien te begrijpen, maar vooral om van te genieten.
Wie gedurende die zestien jaar van mijn hoofdredacteurschap de rubriek ‘klassiek’ heeft gelezen – nee, daarin geen musicologische pretentie(s) of hoogdravende tekstvoering – weet dan ook dat ik graag anderen enthousiasmeer en aanspoor onderhavige elpee of CD aan te gaan schaffen. Voor mij – en dat geef ik eerlijk toe – één van de oorzaken van een groeiende discotheek, naast de vele aanschaffingen uit eigen portemonnee!
Concertgebouw, Amsterdam
Maar terug naar de kop van dit artikel. Eind augustus, vlak voor de IFA, die van 31 augustus tot 3 september door mij werd bezocht, ben ik met mijn jongste dochter naar Het Concertgebouw in Amsterdam geweest om Het Gelders Orkest onder directie van Sascha Goetzel te beluisteren. Uitgevoerd werden werken van Carl Maria Von Weber – ouverture ‘Der Freischütz’ – Max Bruch, zijn eerste Vioolconcert met Lorenzo Gatto als solist en na de pauze twee werken van Richard Strauss, te weten ‘Till Eulenspiegels lustige Streiche’ en Suite uit ‘Der Rosenkavalier’. Vooral in de laatste twee werken ‘gebeurt’ er veel in het orkest en de muziek voert je mee in het ‘verhaal’ dat de componist bedoeld heeft te toondichten. Dat deze muziektempel en onze nationale trots op klassieke muziekgebied een fantastische akoestiek heeft, hoeft geen betoog. Noch dat ik je een recensie van het concert nu nog voorschotel, wel wil ik graag even kwijt dat mijn dochter genoten heeft – en ik natuurlijk ook. (Met dank aan de Robeco!) Aan de programmatoelichting van dit concert, van de hand van Frits de Haen heb ik immers niks toe te voegen, behalve dan dat het fantastisch klonk en Het Gelders Orkest een mooi orkest is (als een van de vele die ons land rijk is!!!). Voor wie meer over de achtergronden van klassiek muziek wil weten in combinatie met een uitvoering verwijs ik graag naar concertgebouw.nl/cursussenconcert.
Semper Oper, Dresden
Ná de IFA ben ik naar Dresden afgereisd. Daar speelde de Chicago Symphony Orchestra onder Riccardo Muti op 3 september ’s avonds in de beroemde Semper Oper. (In deze prachtige stad aan de Elbe wordt jaarlijks het Dresden Music Festival gehouden.) Toen ik zo tegen half acht naar het grote plein liep waar de Oper staat, kwam ik natuurlijk de medeconcertgangers tegen maar ook een kaartverkoper die overgebleven kaartjes aan de ‘man of vrouw’ probeerde te brengen. Grif gingen ze van de hand; een meneer pakte uit zijn borstzakje van zijn overhemd twee briefje van honderd om samen met zijn vrouw naar binnen te mogen. “Heb ik niet zo een-twee-drie in mijn broekzak”, dacht ik nog.
Op zich is een zaal die gebouwd is voor opera niet per definitie ook geschikt voor uitvoering van symfonische muziek, maar de ‘thrill’ was er niet minder om. Het CSO speelde de Sinfonie van Paul Hindemith en een eigen keuze van Muti uit Sergej Prokofjev’s orkestsuite ‘Romeo en Julia’. Zinderend goed, maar ook die hele entourage van het gebouw zelf droeg daar aan bij. Wat een feest voor oog en oor.
Dat werk van Hindemith had ik nooit eerder gehoord, noch live noch op enig muziekdrager. Ook hier kwam het tekstboekje prima van pas om tot een beter begrip van de muziek te komen. Soms hoor ik mensen dan roepen dat als het hen niet meteen ‘raakt’ ze er niks aan vinden. Oeps, het is toch wel een beetje hetzelfde als met reclame: de kracht zit ‘m in de herhaling en kennis nemen van achtergronden en dergelijke helpt beslist om tot meer begrip en daardoor groter genot te komen is mijn overtuiging. Stel dat als je alles na een keer horen al niet meer leuk vindt, wat blijft er dan nog over?
Na afloop, de zwoele zomeravond nodigde nog uit om op een terras een biertje – het werden er twee – te nemen, kwam ik leden van het CSO tegen. Ik herkende de klarinettist die ik met zijn spel complimenteerde. Onmiddellijk ontspon zich een leuk gesprek waarin hij verklaarde pas zijn tweede concert met het orkest te hebben… maestro Muti gaf hem wat tijd om zijn riet goed te zetten tussen de delen van Hindemith’s werk en dat viel mij op. Hij bespeelde overigens een klarinet van Selmer. Ja, zo kom je nog eens wat te weten.
Over het Chicago Symphony Orchestra valt nog te melden dat het een grote traditie kent die begon met de beroemde dirigent Fritz Reiner – op ‘Living Stereo’ (# 09026 61504 2 op RCA Victor) is hij op CD te beluisteren met zijn orkest in Béla Bartók’s Concert voor Orkest; een klankjuweel! – die destijds de briljante ‘toon’, vooral in het koper, heeft gezet. Of neem het Vioolconcert van Johannes Brahms en dito van Pjotr Iljitsj Tsjaikovski met Jascha Heifetz (RCA 09026 61495 2).
Er waren op die bewuste avond twee concerten. De Staatskapellle speelde onder de baton van Christian Thielemann al om vijf uur ’s middags, om het CSO om negen uur de ruimte te geven. Aan dit Festival is cellist Jan Vogler als intendant verbonden. Zijn programmering nodigt mij uit om in geval van een komende gelegenheid te overwegen om wederom naar deze prachtige stad af te reizen. Dan voor een opera of misschien tijdens het komende festival het Dubbelconcert van Brahms met Jan Vogler als solist/cellist en met Ray Chen viool. Het Dresden Music Festival is van 15 mei t/m 3 juni 2012. Verblijf hoeft echt niet duur te zijn; voor €49 heb je een kamer in het op loopafstand staande Etap-je.
Beethovenhalle, Bonn
Alvorens naar deze stad aan de Rijn te reizen, beveel ik je de biografie aan van de hand van Jan Caeyers (uitgeven bij de Bezige Bij) te gaan lezen. Ik heb ‘m deze zomer gelezen en ging daardoor met andere oren naar Bonn. Echt waar. Op het programma stonden voor mij twee concerten met het London Symphony Orchestra onder leiding van Sir John Eliot Gardiner. Ik had geluk om het nog voor het uitkiezen te hebben.
Het jaarlijks terugkerend festival vindt plaats in de Beethovenhalle, wat in de vijftiger jaren als een multifunctioneel gebouw is neergezet, met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid dat het nergens echt geschikt voor is. In ieder geval niet als concertzaal, met die gekken trappartijen. Ik heb als gewoonte behoorlijk op tijd in een ruimte te willen zijn om aan de akoestiek te wennen en om in de juiste sfeer te geraken. Even re-setten zogezegd. Hier in deze zaal kreeg ik de indruk in een tentoonstellingsruimte te zijn – iets wat later in de akoestische eigenschappen ook naar voren kwam. Toch mocht het de pret niet drukken. Wanneer ben je in de gelegenheid dit toporkest met dito dirigent te beluisteren?
Op de eerste avond – het festival was dit jaar van 9 september tot en met 9 oktober – werden de Symfonieën Vier en Vijf uitgevoerd, de avond erna Een en Negen. Op de vrije dag bezocht ik het Beethoven-Haus aan de Bonngasse (www.beethoven-haus-bonn.de) en had een interview met Ilona Schmiel, de intendant van het Festival. Het LSO werd voor de uitvoeringen door het publiek – zeer gemêleerd, jong en oud – ovationeel bedankt. Bij onze oosterburen is dat een echt compliment en niet zoals bij ons verworden tot een gewoonte.
In de mijmeringen op weg naar mijn hotelkamer bedacht ik me dat het toch raar is dat die Vijfde zo boeiend blijft. Dat pam-pam-pam-pam raakt de mens kennelijk tot in het diepst van zijn ziel, van bewoners van Vuureiland tot Binnen-Mongolië en onze eigen Noord-Oost-polder. Tijdens een tournee dat ik jaren geleden maakte met het Rotterdams Philiharmonisch Orkest naar Engeland (London, Birmingham en Newcastle) en Dublin kreeg ik het in totaal, met Rotterdam als start, vijf keer achter elkaar op verschillende dagen en in een andere concertzaal te horen. Een boeiende ervaring kan ik je verzekeren. Ik heb van alle vijf uitvoeringen één CD gemaakt met fragmenten. De verschillen in opname en uitvoering zijn groter dan verschillen tussen luidsprekers…
In het Beethoven-Haus waar Ludwig in het achterste deel van het pand geboren is, kun je een heel goede voorstelling maken hoe er in die tijd geleefd werd. De omstandigheden waren niet bepaald florissant te noemen en dan druk ik mij voorzichtig uit. In het winkeltje, voor een groot gedeelte gevuld met souvenirs en anderszins parafernalia, trof ik een CD* waarop uitgelegd wordt in woord en met geluidsfragmenten wat Beethoven gedurende het achteruitgaan van zijn hoorvermogen nog heeft kunnen horen. Dat op zich is al een beetje bizar, want met een goed stel oren sta je daar niet bij stil. Enerzijds doet het mijn bewondering voor componisten in het algemeen en voor Beethoven in het bijzonder alleen maar toenemen (zij weten tijdens het componeerproces nog niet hoe het zal klinken), anderzijds verschaft het me een prachtig middel om tijdens demonstraties die ik in den lande geef te waarschuwen voor gehoorbeschadiging. Was het bij Beethoven een zeldzaam voorkomend bijverschijnsel van een op jonge leeftijd opgelopen buiktyfus – een veel voorkomende ziekte in die tijd – het effect van de te hoge geluidsdruk bij veelvuldig discobezoek is hetzelfde. Beethoven had er niet om gevraagd en leed er zwaar onder. Denk alleen maar eens aan de manier waarop hij op latere leeftijd met zijn familie, vrienden en kennissen moest communiceren: met een lei en notitieblokjes. Onze discogangers vragen er wel om. Hoe stom kun je zijn en onze 19%BTW-politici doen er niks aan! (Sorry voor dit politiek statement, dat ik geheel voor eigen rekening neem… Er schijnt onlangs toch door een organisatie een soort keurmerk in het leven geroepen te zijn, waarbij in de disco 103dB de maximale geluidsdruk mag zijn en waar automaten hangen voor oordopjes als oorbehoedmiddel.)
Terug naar het Beethoven Fest. Van Ilona Schmiel mocht ik vernemen dat er niet alleen in een vergevorderd stadium plannen bestaan voor de bouw van een nieuwe concertzaal, voorzien voor 2020 ter gelegenheid van Beethoven’s 250 geboortejaar, maar dat de budgetten jaarlijks nog stijgende zijn om de kwaliteit te waarborgen. Haar voortvarende aanpak werpt vruchten af en moderne middelen voor marketing worden niet geschuwd. Duizenden jongeren komen op een voor hun toegesneden wijze in contact met klassieke muziek – met natuurlijk een zwaar accent op die van Beethoven – middels podcasts, onderwijsprogramma’s en workshops.
Dortmund, Konzerthaus / Expedition Salonen
Op 28 oktober ging ik naar Dortmund om naar een bijzonder project te gaan kijken: Expedition Salonen. In het niet te missen gebouw ‘Dortmunder U’, het oude ketelhuis van een brouwerij (ik geloof dat het Dortmunder Union heette, vandaar die ‘U’), was in een enorme zaal met in zwart uitgevoerde flexibele tussenschotten in diverse ruimtes onderverdeeld. In het grootste gedeelte werd op een enorm projectiescherm een video getoond van een opname van Igor Stravinski’s ‘Le Sacre du Printemps’. Een registratie van het Philharmonia Orchestra, onder leiding van de Finse dirigent Esa-Pekka Salonen. Het scherm was opgedeeld in diverse velden, met daarop close-ups van verschillende groepen in het orkest. Houtblazers, koperblazers, violen, celli, slagwerk, contrabassen, pauken en verder het orkest als geheel en de dirigent apart. Er was ook een veldje ingeruimd om zelf te dirigeren. Hiertoe stond er een camera op je gericht – je moest wel op een gemerkt veldje op de vloer gaan staan – en werden jouw bewegingen opgenomen en vertoond. Op een touch-screen kon je aantippen wat er uitvergroot getoond diende te worden en kon je een ‘balans’ maken door schuiven te bewegen. Interactief zo gezegd. In de andere ruimtes kon je zien wat de aparte groepen musici precies doen tijdens een uitvoering. Hun individuele partij stond op een lessenaar en in het scherm stond het maatcijfer zodat je mee kon lezen. Die flexibele wanden waren zo opgesteld dat je nog enigszins de partij apart kon horen, maar verder speelde de muziek overal gelijk. Heel interessant en af en toe hilarisch om te zien hoe sommigen meenden te kunnen dirigeren.
In een vraag aan dirigent Salonen hoe hij de balans eigenlijk maakt, antwoordde hij dat hij dat voornamelijk op ervaring deed en op intuïtie. In het bestaan van dirigent is er meestal te weinig tijd om bijvoorbeeld tijdens de orkestrepetitie en andere verplichtingen hier genoeg aandacht aan te besteden. Veertien dagen later ben ik met een goede vriend weer naar Dortmund gereisd om nu in het Konzerthaus, dat midden in het centrum ligt, naar een live-uitvoering van datzelfde meesterwerk van Stravinski te gaan luisteren. Voor de pauze werden ‘Sinfonietta’ van Leos Janácek en Salonen’s Vioolconcert** gespeeld door de jonge Patricia Kopatchinskaja en na de pauze ‘Le Sacre’. Meteen bij binnenkomst van de zaal viel de aangename akoestiek op. Op de tribuneplaatsen boven het podium was ruimte gelaten voor de koperblazers voor de Sinfonietta. Met onze plaatsen in het midden van rij 16 beloofde dat het een eersterangs avond zou worden!
De zaal biedt naar mijn inschatting aan zo’n 1600 bezoekers plaats en heeft een klassieke schoenendoosvorm. De binnenarchitectuur is licht en met veel hout en de klank is open, helder en zeer detailrijk. Zo kwam het laag uit de acht contrabassen prachtig gedoseerd tot je, zonder de inwendige organen te verplaatsen. Met een dame naast me, ze was de zeventig inmiddels ruimschoots gepasseerd, ontspon zich een zeer geanimeerd gesprek. Over het feit dat de ‘Sacre’ haar lievelingswerk was, het overal beluisterde als ze er maar niet voor hoefde te vliegen en tussen de veertig en vijftig keer per jaar in het Konzerthaus vertoefde. Ik bedoel maar… Het werd een enerverende avond, dat mij met mijn mede concertbezoeker(s) nog lang zal heuen. En Dortmund is voor een groot gedeelte van ons land dichterbij dan Amsterdam of Rotterdam!
Rotterdam, interview Pablo Heras-Casado
Om op 18 november naar een concert in De Doelen te gaan en naar het Rotterdams Philharmonisch Orkest te gaan luisteren onder directie van de jonge Spaanse Pablo Heras-Casado kwam het wegens tijdgebrek niet van. Wel had ik ’s middags een kort interview met hem.
Wat brengt je er toe om zo’n ‘raar’ beroep als dirigent te kiezen?
"Ik heb nooit het idee gehad van de ‘romantische’ dirigent, de grote leider van een ensemble of orkest. Ik ben als zanger begonnen in een koor en later als solist. Mijn interesse lag vooral in de vroege muziek, de muziek van de Renaissance en de vroege Barok. Via kleine ensembles begon ik mij te bekwamen in het leiding geven, waardoor mijn blikveld zich ook verruimde en zich uitbreidde naar nieuw repertoire."
Min of meer als autodidact?
"Ja, precies, en niet via een studie of diverse studies aan een conservatorium. Later ben ik natuurlijk wel masterclasses gaan volgen toen ik al een eigen ensemble dirigeerde, bij onder andere Harry Christophers (http://en.wikipedia.org/wiki/Harry_Christophers), Sylvain Cambreling, Peter Eötvös en later met Pierre Boulez."
En zo kwam je tot de moderne muziek?
"Nee, toen ik zo’n twintig jaar oud was had ik hiervoor al belangstelling."
Omdat je een kind bent van deze tijd…
"Ja, natuurlijk. De vroege muziek is heel organisch, maar op het conservatorium van Granada werd er haast niks aan gedaan, daar waren ze conservatief (what’s in a name, Th.W.) en was er nauwelijks informatie. Met Rachmaninov en Bartók hield het zo ongeveer op. Van de latere periode leerde ik tijdens mijn studie moderne kunst wel genoeg en ging voor de muziek op eigen onderzoek uit."
Hoewel voor het concertpubliek het met beide componisten min of meer ook wel ophoudt…
"Nee, ik denk dat het verandert en het publiek ook wel heel moderne stukken accepteert."
Waar haal je de inspiratie vandaan? Hoe weet je nu hoe het werk uitgevoerd moet worden als je de componist nooit ontmoet noch gekend hebt?
<Pablo moet even over deze vragen nadenken>
"Er is geen muziek denkbaar goed uit te voeren zonder kennis van muziek die er aan vooraf ging. Je moet de context ook kennen waarin bijvoorbeeld de revolutionaire muziek van bijvoorbeeld Monteverdi, Beethoven of Janácek tot stand is gekomen. Ten tweede: alles staat in de partituur. Ik geloof heel sterk in de muzikale tekst van de partituur, maar ook in de tradities die er zijn in de uitvoering. De interpretaties zijn erg belangrijk."
Luister je dan vooraf naar andere uitvoeringen?
"Natuurlijk."
Wat staat er vanavond op de menukaart?
"Het programma van vanavond is een soort reis. Van Debussy’s ‘Iberia’, de ‘Chants d’Auvergne’ van Canteloube naar de ‘Schotse’ van Mendelssohn."
Klassieke muziek lijkt steeds meer in een niche gedrukt te worden en voorbehouden aan ouderen. Veel jonge mensen hebben geen idee wat er zich in de concertzaal afspeelt. Hoe denk je deze groep te bereiken?
"Er is een nieuwe stroming van jonge uitvoerende musici aan het opkomen, die zich heel erg bewust is van de tijd waarin ze leven en werken. Ze zijn actief met de nieuwe media en opereren veel meer interactief dan de voorgaande generatie. Je kunt tegenwoordig met je publiek voor of eventueel na het concert communiceren. Of open repetities. Zo kun je laten zien dat je in 2011 leeft…"
Hoe zie je de toekomst. Mensen hebben het zo druk tegenwoordig dat er een grote behoefte ontstaat aan reflectie.
"Ja, in de diverse kunstvormen en vooral in de muziek is die te vinden. Voor de industriële revolutie, toen er geen machines en dergelijke waren, was er nauwelijks lawaai. Nu is er overal lawaai, geluid. Het betreden van een concertzaal is goed te vergelijken met een kathedraal. Deze spirituele dimensie hebben we nodig. Het magische moment dat een orkest de eerste maten gaat spelen. Zelfs mensen die nooit een zaal bezocht hebben, zeggen na afloop dat het een magische uitwerking op ze had. Ze zijn ‘om’. Met name Amerikaanse orkesten onderkennen dat er een meer ‘in de maatschappij staande’ houding vereist is. Maar hun situatie is totaal anders dan die van orkesten in Europa. En… het is niet te vergelijken met bijvoorbeeld alleen maar het opzetten van een CD…"
Wat vind je van de akoestiek van De Doelen?
"In een gesprek met Michael Fine (producent bij het RPhO) vernam ik dat de plaats van de dirigent op het podium akoestisch het slechtste is… Het is bijvoorbeeld lastig een balans te maken tussen de houtblazers en de strijkers. Ik moet het orkest hier in vertrouwen. De over-all akoestiek in de zaal is goed."
Pablo Heras-Casado, hartelijk dank voor dit gesprek en succes vanavond met de uitvoering!
Met dank aan Anna Frankenberg en Marietheres Eicker van PR2classic
Sites
www.konzerthaus-dortmund.de/akustik.html
www.esapekkasalonen.co.uk/video/
www.rpho.nl/concerten/alle-concerten/2011/11/18/2015/van-spaanse-steegjes-en-schotse-valleien/
* Mit Beethovens Ohr gehört,
** Persbericht: Salonen’s ‘Violin Concerto’ wins Grawemeyer music award
Esa-Pekka Salonen’s Violin Concerto has won the 2012 University of Louisville Grawemeyer Award for Music Composition.
“I’m deeply, humbly grateful for the Grawemeyer Award for Music Composition to be given to my Violin Concerto. With great pride I join the illustrious list of previous recipients, many of whom have been important influences in my life both musically and personally,” says Esa-Pekka Salonen.
The four-movement, half-hour concerto begins with a solitary violin, moves on to embrace a series of themes ranging from a quiet heartbeat to urban pop music and ends on a chord unlike any other in the work, said award director Marc Satterwhite. “The piece is eclectic in its influences but has a distinct personality all its own,” he said.
Salonen conducted the first performance of the Violin Concerto himself at one of his final concerts with the Los Angeles orchestra in 2009. Violinist Leila Josefowicz, who inspired Salonen’s work, played at its premiere. Josefowicz and the Finnish National Radio Symphony will record the piece for commercial release in May.
Salonen’s Violin Concerto was selected for the Grawemeyer Award from among 165 entries. The University of Louisville presents four, $100,000 Grawemeyer Awards each year for outstanding works in music composition, world order, psychology and education.
Statement from Esa-Pekka Salonen:
“The initial impulse for writing a concerto for violin was a very inspiring and enjoyable collaboration with Leila Josefowicz on a number of contemporary works in Los Angeles and Chicago. She plays new music with the same kind of dedication and panache others reserve for Brahms, Beethoven and the rest of the gang.
My long and very happy tenure as music director of the Los Angeles Philharmonic was coming to an end. After 17 years I had decided it was time to move on and try to devote more time for composing. It felt like a seismic shift in my life, and during the composing process of ‘Violin Concerto’ I felt that I was somehow trying to sum up everything I had learned and experienced up to that point in my life as a musician. This sense of having reached a watershed was heightened by the fact that I turned 50, the kind of number that brutally wipes out any hallucinations of still being young.
There is a strong internal, private narrative in my concerto, and it is not a coincidence that the last movement is called ‘Adieu’. For myself, the strongest symbol of what I was going through is the very last chord of the piece; a new harmonic idea never heard before in the concerto. I saw it as a door to the next part of my life of which I didn’t know so much yet, a departure with all the thrills and fears of the unknown.”
For more information on the award please go to www.grawemeyer.org